De straaljagers spuiten nog net hun slagroomstrepen in bleu blanc rouge rond de Eiffeltoren ter gelegenheid van het einde van de Tour de France, maar dan besluiten we Parijs te verlaten. Het is hier druk, duur en drukkend warm en iets ten noorden van de hoofdstad wacht de Oise op ons. Deze topstreek is de perfecte tussenstop naar een volgende bestemming en dat op slechts drie uurtjes rijden van Brussel.
Eerst en vooral: je waant je onmiddellijk in la douce France. Neem nu het stadje Senlis. Wat een succes. Het is nog even wachten tot het stadsbestuur de auto’s definitief uit de nauwe Middeleeuwse straatjes verbant, maar het is nu al vrij rustig kuieren over de koppige kasseitjes. Talloze doorkijkjes, steegjes en overbruggingen bieden uitzichten op de rijzige kathedraal, een Gallo-Romeinse stadspoort uit de derde eeuw of de verweerde belettering van een verloren gegane ‘papeterie’.
Ik heb mijn hart definitief verpand aan Senlis, met de hulp van hotel Le Bohème dat verrukkelijke diners verzorgt en wiens kamers uitkijken op een stemmig pleintje. De poissonnier, die bij het eerste ochtendgloren luidruchtig zijn visjes voor de vrijdagmarkt op een rijtje in het ijs legt, moet je erbij nemen.
Senlis is niet het enige charmante stadje waar een oeroude Franse kaas- en wijnlucht doorheen waait. Absolute aanraders zijn ook de drie straten van het gehucht Saint-Jean-aux-Bois en het bijzondere Vieux-Moulin waar het ene houten herenhuis naast de andere symmetrische directeurswoning staat. Very Accidentally Wes Anderson. Niet verwonderlijk dat veel Parijzenaars hier hun toevlucht zoeken, met de trein sta je in geen tijd weer aan Gare du Nord.
Voor de gelegenheid heeft Soms ook Heimwee een baby van vijf maanden mee die Soms ook Huilt.
Deze dorpjes zitten diep verscholen in het derde meest uitgestrekte bos van Frankrijk, het woud van Compiègne. Voor de gelegenheid heeft Soms ook Heimwee een baby van vijf maanden mee die Soms ook Huilt. Perfect om de off road stand van de kinderwagen eens uit te testen tijdens een uitgebreid bosbad. Met succes tanken we iets meer dan tien kilometer aan ouderwetse zuurstof. Daarnaast wordt het woud ook doorsneden met talloze fietspaden en zie je de elektrische boomers dan ook al snel voorbij peddelen.
Ergens in het hart van het bos staat een oude watermolen aan een meertje dat in de avond wordt bevist door zwaluwen en in de ochtend door een kwartet ijsvogels. De prachtige slaapplek van Moulin de l’Ortille is een rustige uitvalsbasis om het derde ingrediënt van Frankrijk tot ons te nemen: kastelen. De veertiende eeuwse burcht van het nabijgelegen Pierrefonds is meteen een schot in de roos. Slingerende oprijlaan naar boven (check), cartooneske standbeelden verstopt in kantelen en pilaren (check), gekke woorden als bordes, donjon en mottes (check, check en check).
Tot slot en ten kastele is er nog het domein van Chantilly, de tegendraadse tegenhanger van Versailles. Bij wijze van verplicht nummertje bezoeken we eerst de stallen naast de hippodroom waar men kunstige paardenshows uitvoert, maar diertjes dresseren is minder mijn ding. Het met klatergoud behangen kasteel (porseleincollectie, Renaissanceschilderijen, bibliotheek) spreekt meer tot de verbeelding, net als de uitgestrekte tuin die me op meanderende wijze naar een terras onder de bomen lokt waar ik mijn eerste coupe met aardbeien en slagroom naar binnen lepel.
Aanrader voor kinderen is de Franse tuin van Le Potager des Princes in het dorp. Tevens een kleine boerderij met pauwen, een stokoude landschildpad en een hoop verdwaalde vogels. We waren helaas te laat voor de dagelijkse kippenshow en de konijnenrace (geen grap). Mogelijks door het puike diner in Le Vertugadin met de flamboyante uitbater. Chantilly is een gek dorp. En het is inderdaad de plaats waar opgeklopte slagroom werd uitgevonden. Dat hebben we tot drie maal toe proefondervindelijk getest. Licht misselijk rijden we langs de Franse bochtjes naar huis.
Leave a Reply
You must be logged in to post a comment.