Een safarivoertuig rijdt over een kronkelende onverharde weg door de met gras begroeide, met bomen bezaaide savanne van Afrika onder een gedeeltelijk bewolkte hemel, met andere voertuigen zichtbaar in de verte, de essentie van "pole pole door Tanzania" vastleggend.

Pole pole door Tanzania: hoe Afrika mijn negen-tiende broek te slim af was

Eindelijk. Mijn eerste bezoek aan het Afrikaanse continent. Daarvoor moet een mens 40 zijn geworden. Een reisreportage over rubbertime, gamedrives, dankbaarheid, multifunctionele afritsbroeken en op de achterbank kijken. 

Het scheelt niet veel of ik had de handdoek in de ring gegooid:

  • een bezoek aan het tropisch instituut met bijhorende vaccinaties (viervoud)
  • duidelijk en deskundig kledingadvies (Geen felle kleuren voor de tseetseevlieg. Geen korte mouwen voor de malariamug. Geen felblauwe kledij, daar worden wilde dieren wild van en dat past ook niet bij de kleur van mijn iris)
  • Gedateerde informatie over Afrika (het falen van de digitale visum-aanvraag helpt ook niet aan dat beeld).

Een angstig mens als ik, vraagt zich af waarom we überhaupt vertrekken. Het antwoord is duidelijk: de schoonouders (verder geboekstaafd als Bibi en Babu) worden 70 jaar en trakteren 3 generaties op enkele geweldige ervaringen. Wat is het prachtig deze kans te krijgen, wat heerlijk toch trend 7 van de reistrends in 2025.

Een man met een kaalgeschoren hoofd en grijze baard kijkt achterom over zijn schouder terwijl hij in een voertuig in Tanzania zit. Zonlicht belicht zijn gezicht terwijl hij met andere passagiers door de deur van de paaltjes rijdt die gebruikelijk is in de bussen van Afrika.

Eerste culturele schok: de grensovergang

Het is maandagavond. Onzeker sta ik op de luchthaven van Nairobi. Ik draag een kakigroene (Eat this, tseetseevlieg) broek, maar het Spaans model zorgt ervoor dat enkels bloot zijn (haha, zegt de malariamug). Het betreft trouwens zeker geen driekwartsbroek, eerder een, laat ons zeggen, negen-tiende broek. Ondanks dat ik online las, maar niet dubbelcheckte, dat het altijd warm is, heb ik om de een of andere reden toch een grijs wollen vestje bij. Mijn besluit staat vast en helaas haaks op de instelling die ik maakte voor deze reis: ik verkies zekerheid boven het onbekende. Ik verkies zweten boven de malariamug.

Van Nairobi naar Tanzania: de urban safari

Pole pole (doe maar rustig), zegt onze buschauffeur die een half uur te laat is. This is Afrika, spot een Afrikadeskundige. Die eerste nacht slapen we in een prachtig hotel, the Argyle. Er wordt zo vaak gevraagd of everything good is, dat ik er aan twijfel of ik niet goed ben. Tijdens het inchecken zie ik een knap staaltje pole pole en waan ik me reeds Afrika-deskundige. This is Africa, denk ik en ik vlei me neer in de lobbyzetels. Een zoveelste personeelslid vraagt lachend of everything good is. 

Ook al ben ik die eerste nacht al gestoken door een mug en denk ik dat ik ga sterven aan malaria of -erger nog- armoede, heb ik onnoemelijk veel zin in de rest van de trip, die vakkundig werd samengesteld door Wild Tanzania. Fijn dat dit geen gesponsorde post is en ik bijgevolg bloedeerlijk kan zijn: bekwame vaklui daarbij Wild Tanzania. Of de bureaucratische avonturen bij de douanepost bij Namanga tellen als Afrikaans culturele onderdompeling, weet ik echter niet goed. 

De urban safari (lees: de weg van Nairobi naar Tanzania) zet mijn in een negen-tiende broek verhulde voetjes al op de grond. Langs de staatsbaan lopen, zitten, staan willekeurige aantallen mensen en of dieren. Zie hier een beenhouwerij waarvan je spontaan vegan wordt, zie daar een met 4 personen beladen brommer. Helmen zijn verplicht, maar worden niet gedragen. Ongeorganiseerde straten, vol plastic afval. We passeren een kudde geiten. Verderop staat een man zonder doel onder een boom. This is Africa, maak ik me sterk.

Een jachtluipaard ligt paalvast in hoog gras terwijl vier speelse jachtluipaardwelpen met pluizige vacht zich om hem heen verzamelen, allemaal omgeven door een groen, grasrijk veld in het wilde Afrika van Tanzania.

Douane bij Namanga

Cultuurschokkend komen we aan bij de douane. Het hoogtepunt van deze dag. Bij binnenkomst vraagt een man, waarvan ik vermoed dat hij security voorstelt, of everything good is. Hij toont vriendelijk de band waarop we onze bagage moeten leggen. Safety first! Ondanks de vele werknemers in deze douanepost is er niemand die aan de machine daadwerkelijk nakijkt of er pakweg een landmijn in mijn bagage steekt. Ik heb de tijd niet eens om deze landmijnmop te maken, want we staan al aan het eerste loket. Gezondheidscontrole! Laat die gele vaccinatiekaart maar zien! Er volgen nog 6 (zes!) andere loketten waar we moeten passeren. Een andere veiligheidsagent neemt het continentaal adagium ‘look busy’ ter harte en vraagt ons streng om in een mooie rij te staan. We are one family, zegt ons 15-koppig gezelschap, waarop de veiligheidsagent een stap terugzet. Ook al heb ik genoeg tijd, pole pole, toch vergeet ik de komende 2 uur de landmijnenmop te maken. Mijn gedachten graven zich als de parabel van het mosterdzaadje in de best bewaakte archieven van mijn geheugen. Ik dwaal -live associërend- af naar het geweldige boek “scheme for fulltime employment” van Magnus Mills. In een niet nader genoemde staat die er prat op gaat dat er volledige tewerkstelling heerst, ontdekt een chauffeur dat hij dagelijks goederen aflevert aan punt A, die vervolgens via punt B en C weer bij punt A komen. Compleet zinloos en overbodig werk, maar de illusie van volledige tewerkstelling houdt stand. Net op het moment dat de herinnering aan dit prachtig fictieboek compleet is, zie ik een vrouw tussen loket 5 en 6 haar job uitoefenen. Ze geeft de paspoorten van loket 5 naar loket 6 door. 

Wie denkt dat ik bovenstaande observaties louter als negatief ervaar, die dwaalt. Het was een geweldige ervaring, al is het maar om te beseffen dat onze Belgische bureaucratie dodelijk efficiënt blijkt te zijn. 

African Amini Maasai Lodge: eerste onderdompeling

Na een namiddag rijden -he, daar zien we de eerste giraf al, zomaar, aan de kant van de weg- komen we toe op het echte begin van ons avontuur: de African Amini Masaai Lodge. Een nagebouwd traditioneel Maasai dorp, echter tegemoetkomend aan de eisen van de westerse toerist: er is WiFi en de stoelgang in doorspoelbaar. 

Waarschuwing, vanaf heden beginnen de superlatieven.

Het verblijf is geweldig. Aan het zwembad zie je zowel de Kilimanjaro als Mount Meru en het bizarre, door lava-erupties gevormde landschap. Er zijn nog heel wat Maasai in het noorden van Tanzania. Hun cultuur en tradities komen in het gedrang. Ik vermoed dat de WiFi daar voor iets tussen zit. Opzet van het hele dorp is een nostalgische onderdompeling in de Masaai-tradities. Een Afrikaans Bokrijk. ‘s Avonds luisteren we aan het kampvuur naar verhalen van weleer. Waarom Maasai vrouwen ook kort haar hebben. MTV, lokale humor voor Masaai Television, weet het allemaal.

Een giraffe met een gedessineerde nek en gezicht staat tussen de groene struiken onder een bewolkte Afrikaanse hemel en belichaamt de serene schoonheid van Tanzania.

Dauwwandeling met Maasai krijger

‘s Ochtends neemt een van de krijgers ons mee op dauwwandeling. Hij vertelt over de vele symbioses die de natuur rijk is. Acaciaboom en de mier die samenwerken tegen de giraf. De natuur blijft oppermachtig. Bovendien denk ik dat ik vestimentair ook de juiste keuze maak. Mijn negen-tiende broek valt knap te combineren met mijn stapschoenen.

Overdag bezoeken we een door de lodge gesponsorde garage, schrijnwerkersschool en een heus hospitaal. Ik zeg heus niet op pejoratieve wijze, maar eerder uit bewondering voor hun symbiose tussen westerse geneeskunde en de lokale kruidenmengsels. Hun kennis van de helende krachten van het eigen voedselbos is ronduit indrukwekkend. Ik zie potjes druppels tegen zowel general cancer, low self esteem en thinking too much in the brain. We zien ook een thuis-beval-pakket, met daarin onder andere een handdoek en een navelstrengschaar. Ik vermoed niet dat de Maasai ooit spreken over een geboorteplan waarbij de juiste spotify-afspeellijst de weeën verzacht en begeleidt. 

We verdiepen ons -na een duik in het adembenemende infinitypool- nog meer in de Maasaicultuur en nemen deel aan het speerwerptornooi. Maasai zijn krijgers, geen jagers. We doden de leeuw (een houten blok dus), de winnaar krijgt de staart, de rest danst en zingt als een bezetene tot zonsondergang. Wie al dansend het hoogste springt, krijgt complimenten. Ik voel me al thuis, wat een wonderlijke cultuur.

Tijdens ons laatste avondmaal bij de Maasai vieren we de verjaardag van Bibi, ergens op een afgelegen lavaheuvel, middels een uitgebreide barbecue. Het feest is als het eten: hartelijk en warm. De Maasai zijn noch uitgezongen, noch uitgesprongen. Maasai nemen verjaardagen blijkbaar heel serieus: terwijl de taart zachtjes smelt, blijven ze wel een kwartier zingen. Waarvan akte. Deze verjaardag zal Bibi niet snel vergeten.

Ik -en bij uitbreiding mijn nageslachten-  vergeet echter wél veel, dus elke 2 dagen valies maken en pakken, leidt niet tot de verhoopte pole pole in mijn bloeddruk. De westerse stress steekt hardnekkig de kop, als een hevige regenbui die niemand zag aankomen. 

Een kudde zebra's graast op een uitgestrekte, groene grasvlakte in Tanzania, met glooiende heuvels op de achtergrond onder een bewolkte hemel - een echt Afrika-tafereel in pooltempo.

Gamedrives en safari in Tanzania

De komende tien dagen is het safaritijd. Gamedrives begeleid door 3 gidsen, ze vormen een flexibel team. Francis, de bedachtzame. Joshua, de onstuimige. Good Luck, de speelvogel. Elke dag leren we tijdens de lange ritten het land en de levensverhalen van onze gidsen beter kennen, als een complexe puzzel die langzaam duidelijk wordt. Die lange ritten vormen de rode draad. 

Kan je het druk hebben als je ofwel in een auto wordt rondgereden in de mooiste landschappen ofwel aan tafel moet zitten met de fijnste maaltijden? (Wat een heerlijke soepen hebben ze trouwens in Tanzania). Ja, het is druk, maar van de verwennende soort. Vroeg opstaan, door mekaar worden geschud op zoek naar the Big Five, laat eten en nog later gaan slapen. De jongste van het gezelschap begint er langzaam onder te lijden. Moest hij een auto zijn, geraakte hij niet meer door de keuring. Francis past het schema waar mogelijk aan. ‘Rubber time’ heet dit geniale concept. Er is tijd voor stilte en er is tijd voor verhalen. Kijk! Daar! Op de rechterkant! Dit dorp is gebouwd door een legendarische witchdoctor, die maar liefst 30 vrouwen had en bij elk een kind of tien verwekte. Hij bouwde daarom maar zijn eigen school. Ik draai me om en denk aan de vermoeidheid die mijn luttele twee kinderen me al schenken. 

Laten we het over safari hebben, de kern van deze reportage. Ik zit in een jeep, draag aangepaste kledij in aardse kleuren, ingesmeerd met zonnecrème en muggenmelk en draag zowel een verrekijker als telelens rond mijn nek. De Europese homo touristicus is geland in Afrika. Ik verzet me amper tegen dit karikatuur. Het duurt echter nog enkele dagen eer ik het aandurf mijn nieuwe afritsbare, gore-tex safaribroek te dragen. lk uur ontdek ik nieuwe zakken, ritsen en knopen aan de broek. Zit hier een handleiding bij? De broek is zo multifunctioneel dat ze nonfunctioneel wordt. Dan gebeurt het toch, ook ik heb lang genoeg geproefd van het gemak van deze luchtdoorlatende, afritsbare broek. Ik verban mijn negen-tiende broek voor de rest van de reis naar mijn alsmaar chaotisch wordende valies. 

Drie olifanten lopen met stokken door hoog gras in een weelderig, groen Tanzaniaans landschap met bomen op de achtergrond. De olifanten lijken nat, waarschijnlijk van de recente regen.

Tarangire National Park: olifanten en baobabs

‘Daar, een aap met blauwe ballen,´ roept het reisgezelschap als we Tarangire-park binnenrijden. Door een mix van stress, onkunde en enthousiasme, slaag ik er niet in een foto te nemen. Ik heb geen tijd om te treuren, want daar staat opeens de eerste kudde olifanten te spelen in het water. Oh, wat zijn het dankbare dieren om naar te kijken. Ik vergaap me, verwonder me en trek zelfs een eerste foto. Wat een landschap, wat een weidse weelde, hoe kan je dit ooit beu worden? De baobab is een baas van een boom. 

Op een klein papiertje schrijf ik een kattebelletje om elke dag mijn dankbaarheid uit te spreken naar Bibi en Babu. Opgevouwen steek ik het in een van de multifunctionele zakken van mijn luchtdoorlatende broek. Goh, wat zit ze licht! 

De en-route-gamedrive eindigt aan onze volgende lodge. Ik heb spijt dat ik het superlatief ´adembenemend’ al heb gebruikt, want het zicht hier is euh.. fenomenaal dan maar. Het is zo’n zicht waarvan je in film denkt, ‘niet overdrijven he mannekes’. Vogels en dikdiks (kleine hertjes met de beste naam ooit) laten zich hier makkelijk fotograferen. Midden regenseizoen ziet alles helder groen, de rivier stroomt in de verte. Wie de toekomst wil zien, moet tegen de stroom in kijken. 

Er staat een hele dag gamedrive, doch in rubbertime op het programma. Ik ontdek weer een nieuw talent van mijn vrouw, ze blijkt een ongelooflijk goede spotter. Ik kijk genietend rond, zij ziet alles. Nu ik dit opschrijf, besef ik dat het thuis niet anders is. We vormen een ijzersterk team: zij spot, ik fotografeer. Symbiosis. Giraffen, olifanten, struisvogels, andere vogels en zelfs een leeuw in de verte.

Ook Joshua, de onstuimige, spot: hij wijst naar mijn gezicht, kaal hoofd met baard en zegt: we call this hairmigration. Terwijl ik mok op de achterbank, bedenk ik dat dierentuinen toch wel echt heel klein zijn, eens je de echte habitat van deze dieren hebt gezien. Gelukkig is er nog Good Luck, die mij ‘White Lukaku’ noemt. Ik wil zeggen dat ik even trefzeker ben bij de veteranen van VK Onder Ons OHRval, maar mijn Engels is niet goed genoeg. Ik zwijg en kijk recht in de ogen van een buffel. 

Zo glijden de drukke safari-dagen onopgemerkt voorbij. Ik zit 10 uur per dag in een jeep, drink een biertje van het merk ‘safari lager’ puur voor de woordmop en trek steeds betere foto’s. Bij het verlaten van Tarangire-park eet een leeuw een zelfgevangen poemba op. Behendig neem ik foto’s. In een functioneel zakje voel ik de post-it steken. Dankbaar. 

Uitgestrekte groene savanne met glooiende heuvels, verspreide bomen en hoog gras onder een blauwe Tanzaniaanse wolkenlucht. Bergen strekken zich uit langs de horizon in de verte, die de rustige geest van Afrika vastleggen en je uitnodigen om de poolstok langzaam en vredig te verkennen.

Manyara: het geheime Nederlandse paradijs

Een lange rit brengt ons bij Manyara’s secret. Ik verklap het geheim graag: het is een door Nederlanders gerunde pracht lodge, aan het redelijk absurd recente meer Manyara. Enkele jaren geleden was het er nog niet. Nu wel. Wetenschappers verklaarden complete droogte op de vlakte. Ze hadden ongelijk. Het werd dus een weer. Raar verhaal, niet zo goed verteld, maar wel helemaal waar. Een laat avondmaal en een vroeg vertrekuur begint de jongste zoon nu echt parten te spelen. Tijdens de volgende rit naar de Ngorogoro-krater begint hij de jeep als een mobilhome te beschouwen en slaapt hij bij wanneer hij kan. 

Ngorogoro-krater: de vulkanische pracht

De Ngorogorokrater is één van meest bizarre en aantrekkelijke plekken die ik ooit zag. Ooit was dit een vulkaan van pakweg 5000m, tot ze halverwege instortte. Wat rest is een gigantische grasvlakte die natuurlijke bescherming biedt voor duizenden dieren. Laat ons zeggen dat de Beekse Bergen een flauw afkooksel van een homeopatische versie van Ngorogoro zijn. Daar waar je in Tarangire tussen de flora echt moest verrekijken, telelenzen en spotten naar exotische dieren, lopen ze in Ngorogoro allemaal in grote getalen rond op de grote, open oppervlakte. Flamingo, hyena, gazelle, zebra, buffel, olifant en heel wat gevogelte waar ik zeker van was dat ik de naam niet ging vergeten. Er zijn zoveel dieren, ze zijn, staan, liggen overal op willekeurige plaatsen. Ik denk terug aan de bevolking langs de lokale wegen. 

We blijven rubbertime-gewijs te lang hangen in de krater. We rijden nog uren verder naar de klassieker der safariparken: Serengeti. De maan is vol, zwaar en staat laag. Het is regenseizoen en de wegen zijn glibberig. Op 100 meter van ons tentenkamp Osinon rijdt Good Luck zich vast. Good Stuck grap ik, tot ik door heb dat hij zich in het donker in het hoge gras moet begeven. Ik slik even, zoek mijn zaklamp in mijn multifunctionele broek en verwijt de kinderen dat ik ze niet vind.  

Een jonge leeuw zit op een grote rots onder een helderblauwe hemel in Afrika, gedeeltelijk in de schaduw van een groot, oranje gekleurd rotsblok in de buurt. Door de spleten in de rotsen piept spaarzaam groen.

Serengeti: de magie van het regenseizoen

De uitbaters van het tentenkamp zijn in het laagseizoen een drietal vrolijke Fransen, ik bedoel Tanzanianen. Tijdens hun jeugd aten ze elke ochtend al dansend Hakuna Matata. Na het ontbijt wuiven ze ons uit voor onze een hele dag gamedrive in het meer beboste gedeelte van de Serengeti. Ik neem een foto waarop zowel een krokodil als een giraf vredig op staan. Een nijlpaard zwiert zijn stront met zijn ronddraaiend staartje meters hoog in de lucht. Zo wint hij een harem vrouwtjes. Ik denk aan Kenny Thompson, afvallig verdediger bij OH Leuven: ‘En als ik dat doe, is het fout!’ Een roofvogel vliegt weg met een slang in zijn poten. Een mangoest staat recht en poseert voor de foto. Een weavermannetje (klein geel vogeltje) maakt een nest in de hoop een vrouwtje te strikken. Het vrouwtje wijst hem af en beveelt hem een nieuw nest te maken. De natuur is prachtig, maar kan ook onnoemelijk wreed zijn. Collega-gidsen signaleren een luipaard. We staan in een safari-jeep-file en zien in de verte een gevlekte poot uit een boom hangen. Het schemert. Good Luck rijdt zich weer vast. Zoonlief slaapt op de achterbank. Mijn foto’s worden beter, de liefde voor mijn afritsbare broek meer openbaar. Elke dag lijkt hier hetzelfde, maar vervelen doet het nooit. De dankbaarheid piekt op het allerhoogste niveau. Die nacht ligt er een buffel voor de tent te slapen. 

Zo meanderen de dagen verder en komen we bij de laatste en-route-gamedrive. We verlaten de Serengeti om via Ngorogoro terug naar Manyara’s secret te rijden. De laatste en-route-gamedrive eindigt met een knal. We passeren een zestal leeuwenrotsen. Ik noem ze gemakshalve leeuwenrotsen omdat er op de rotsen telkens leeuwen te zien zijn. Vanop zo’n rots kan een luie leeuw makkelijk op zoek gaan naar een prooi. Luie mensen zijn vaak de meest creatieve en efficiënte mensen, zo gaat het ook met dieren. Een luierik zal altijd de meest efficiënte manier vinden om een doel te bereiken en dat gaat vaak hand in hand met creativiteit. De leeuw dus. Ik zie op een rots 3 welpjes knuffelen. Op een andere rots ligt een welpje moedermelk te drinken. Ik heb een goede foto, maar twijfel of leeuwentepels een fotografisch ding zijn of eventueel zullen worden. Nog een rots: moeder en kind liggen te liggen. Weer een rots: is dat nu een mannetje onder die takken? Aan een meertje liggen zeker 3 leeuwen die zich fysiek als mannelijk identificeren. Een goede foto is moeilijk. Ze liggen orgiegewijs door mekaar en ik heb zicht op leeuwenballen. Kent de leeuw dan geen enkel fatsoen meer? Op de achtergrond zie ik een koepel? Fata Morgana? Neen, het blijkt een nijlpaard. 

Joshua, de onstuimige, racet plots door de vlakte. Hij spot een cheetah die net de achtervolging inzet op een verzwakte gnoe. Na het spurtje van de eeuw heeft de cheetah beet (pun intended). Francis rijdt ons als derde jeep naar dit staaltje natuur. Diep ademend zit de cheetah nerveus rond te kijken bij haar prooi. Ondertussen staan er al 15 jeeps rond. Is dit nog wel een natuurlijk proces? Ik hoor mezelf luidop denken, want het is muisstil. Iedere mens met een schermpje is zich bewust van dit unieke moment. Een chauffeur glijdt onhandig uit en toetert heel luid doorheen de serene stilte. Hij bulderlacht er boven op. This is Africa. Is de cheetah zo nerveus omdat ze omcirkeld is door inmiddels 20 jeeps? Neen, ze roept haar welpjes, 4 stuks die dartel door het hoge gras komen gehuppeld. Dit is zo’n perfect einde van onze safari, dat ik kwaad opzet begin te vermoeden. Heeft iemand dit in scène gezet? 

Het is echt. Het is wat het is. Van de big five zien we enkel de neushoorn niet. Die blijkt in een nog extra bewaakt deel van het park te zitten. Vrijheid is anno 2025 altijd relatief. Het is regenseizoen, dat wil zeggen migratie. Ik zie tienduizenden zebra’s, buffels, gnoes, gazelles in lange colonnes, in fil indienne verder trekken. Nooit of te nimmer zal ik nog kunnen genieten van 3 zebra’s en 2 olifanten in een kleine kooi in een dierentuin. Ik ben een verwend man. 

Een kleine groep staat op de top van een met gras begroeide heuvel bij zonsondergang in Afrika, met een uitgestrekt landschap en bergen in de verte op de achtergrond onder een kleurrijke hemel.

Afsluiting in Arusha en Kili Villa

De Safari zit erop. We moeten afkicken van de natuurlijke pracht die als een zoete, sterke wijn onze ziel binnengleed. Via Manyara’s Secret – nog even verpozen in één van de vele zwembaden- rijden we richting Arusha. We rijden door dorpen, waar een golfplaten dak nog een zekere standing heeft, waar het plastic nog steeds op de grond ligt en het leven verder kabbelt. Een Maasai houdt ons aan. Hij vraagt of we nergens een jongetje van 5 jaar hebben gezien. Hij was zijn kudde geiten aan het hoeden, maar is door de plotse regen nog niet thuisgekomen. Ik kijk weer naar de achterbank, zoonlief slaapt weer, ik houd hem zelfs in de gaten als hij naar de brievenbus loopt. 

Aangekomen bij Kili Villa -met privéchef- nemen we afscheid van ons gidsende trio. Als een Belgische Von Trapp Familie zingen we de Tanzaniaanse oorworm “Djambo Bwana” in het Swahili. Heel even zweeft de illusie in de lucht dat we vrienden gaan blijven, maar iedereen blijft professioneel en neemt afscheid. Vaklui, pur sang. Gids zijn in Tanzania is trouwens geen lachertje: zeer zware examens (ken jij 1200 vogels van buiten?), veel concurrentie en de lat ligt zeer erg hoog. Dat loont, want zo komen toppers als Joshua, Francis en Good Luck bovendrijven. Ze zijn fier op hun land, maar niet blindelings, ze zijn ook kritisch waar het moet. Ze zijn eigenzinnig, maar ook gedienstig. Ze hebben hun persoonlijkheid, maar geen ego. Het team en de ervaring, dat is wat telt. En dankbaarheid natuurlijk, Babu en Bibi.