Wie bij een vakantie in Turkije meteen denkt aan resorts, rijkgevulde buffetten en handdoekgevechten aan het zwembad: klik even niet weg. Turkije is namelijk méér. Echt waar. Want achter de cocktails en luxehotels schuilt een landschap dat zó spectaculair is dat je spontaan je gsm weglegt. Of ja, toch even. Voor je ‘m terug bovenhaalt om honderd foto’s te maken. Tijdens onze vakantie in Turkije reden we – nu ja, vooral mijn reispartner, ik houd me bezig met snacks en Spotify – langs vijf plekken waar de natuur nog gewoon zot mag doen. Bergen die dampen, valleien die flonkeren en bossen waarvan je denkt dat er elk moment een eland uit de struiken springt.
Kaçkar-gebergte
Aan de noordoostelijke grens met Georgië rijzen de Kaçkar-bergen als een stel trotse grootvaders boven alles uit. Ogen dicht en beeld je in: bossen die ruiken naar dennen en regen, beekjes met de temperatuur van je ex z’n hart en kuddes schapen die zich niks aantrekken van jouw vakantietempo. Deze regio is populair bij wandelaars, massatoerisme is hier (nog) geen ding. In plaats van bossen met toeristen vind je er houten hutten, raki bij het kampvuur en valleien met namen die niet uit te spreken zijn. Voor de échte durvers: zet je tent op in de mistige hoogvlakte en luister hoe de bergen tegen elkaar fluisteren.
Göksu-delta
Halverwege de zuidkust, waar de meeste mensen passeren met zonnebrillen groter dan [vul gerust zelf iets in] ligt een stukje Turkije dat stilletjes zijn gang gaat. De Göksu-delta is een beschermd natuurgebied waar zeldzame vogels chillen tussen het riet. Verwacht dus geen hippe strandbar of Instagramletters in het zand. Wel: flamingo’s, schildpadden, moerassen en een paar vissers die geen Engels spreken, maar die je wel thee aanbieden. Wij regelden een gammel bootje en dobberden tussen de rietvelden alsof we op schooluitstap waren met David Attenborough. Onze bevindingen: weinig volk, veel vogels en een zonsondergang die zelfs de meest cynische toerist doet smelten.
Ihlara-vallei
Cappadocië ken je misschien van de luchtballonnen en de Airbnb’s. Authentiek, noemen ze dat dan. Wij vonden vooral de Ihlara-vallei aan deze eis voldoen. Alsof de aarde daar even wou tonen wat ze allemaal kan: grillige rotswanden, een kabbelende rivier en kerken die in steen zijn uitgehouwen nog voor wij konden schrijven zonder spelfouten (als we dat zelfs al kunnen). Anyway: de wandeling door de vallei is perfect voor wie houdt van beweging met beloning. Tussen de fresco’s en vogels door kun je thee drinken op platforms boven het water, met je voeten in de rivier en je hoofd in de wolken. Letterlijk, want het kan er bewolkt zijn.
Yedigöller Nationaal Park
Niet ver van Bolu ligt een stukje betovering. Yedigöller betekent letterlijk zeven meren, maar het had evengoed zeven meren en nul gsm-bereik kunnen zijn. In de herfst verandert het park in een kleurenfestijn waar zelfs schilders jaloers op mogen zijn. In de zomer kun je er kamperen tussen de herten, picknicken onder bomen met meer ringen dan je Tinderdate en zwemmen in een meer dat – als het goed is – koud is. Wifi is er niet, maar dat is net het punt. Voor wie nog twijfelt: de eekhoorns zijn vriendelijk. De muggen iets minder, dus neem een flesje DEET mee.
Lake Salda
Lake Salda is wit, blauw en surrealistisch. Het meer heeft een strand dat eruitziet alsof het met Photoshop werd geboetseerd, maar het is gewoon écht zo. Het water is turquoise, de oever spierwit (dankzij magnesiummineralen, we hebben wel degelijk eens iets bijgeleerd) en het uitzicht op de omliggende heuvels is zó kalm dat je spontaan langzamer begint te ademen. Er wordt gezegd dat NASA hier komt oefenen. Er zouden namelijk gelijkenissen zijn met de Jezero-krater op Mars. Nu goed: als dít Mars is, wil ik graag mijn raket bij Elon boeken. Kom vroeg, neem een lunchpakket mee en vergeet je zonnebril niet, want het licht reflecteert er alsof je recht in de toekomst kijkt – of in de lamp van de tandarts net voor die vraagt of je deze keer wel genoeg hebt gepoetst.